De ruim 500 huurders die een rechtszaak aanspanden tegen de jaarlijkse huurverhoging van verhuurorganisatie CBRE Investment Management (IM), moeten de verhoging gewoon betalen. Dat concludeerde de rechtbank Rotterdam vrijdag 5 juli.

Omdat de huurders ongelijk hebben gekregen, moeten ze zelf de € 1.221 aan proceskosten betalen. De zaak was niet alleen tegen CBRE IM aangespannen, maar onder andere ook tegen Nationale Nederlanden.

De huurders vonden de jaarlijkse huurverhoging, die op 1 juli inging, niet terecht omdat diverse rechtbanken eerder kritisch waren over de verhogingen. In verschillende rechtszaken oordeelden rechters de afgelopen tijd dat deze methode niet door de beugel kan. Vooral de opslag krijgt kritiek, omdat niet duidelijk is waar de verhuurders die op baseren.

Maar volgens de kantonrechter hebben de 540 huurders geen ‘spoedeisend belang’ met hun eis de huurverhoging per 1 juli te schorsen. Zij maakten ‘onvoldoende concreet’ welke belang elke individuele huurder heeft bij het voorlopig schrappen van de huurverhoging. Daarom zijn hun eisen afgewezen. De stelling van de huurders dat vele van hen in financiële problemen zouden komen door de geplande huurverhoging, noemt de rechter ‘onvoldoende specifiek’ en ‘niet onderbouwd’.

De groep huurders van CBRE-panden in onder andere Den Haag, Woerden, Amsterdam en Utrecht stapten eind juni naar de rechter om het bevriezen van de huurverhoging af te dwingen.

Bekijk de uitspraak van de rechtbank Rotterdam

Huurprijswijzigingsbeding

Volgens de rechters leidt een standaardbepaling die regelt hoe de huren jaarlijks worden verhoogd, tot willekeur. In dit zogeheten huurprijswijzigingsbeding staat vaak dat verhuurders de huren mogen verhogen met het inflatiepercentage plus een maximale opslag. Die opslag is meestal 3% à 5%, maar is niet verplicht. Het gevolg is dat het voor de huurder onzeker is waar hij aan toe is.

Verhuurders vrezen dat zij mogelijk tot €6,4 miljard aan huur moeten terugbetalen als de uitspraken over het huurprijswijzigingsbeding standhouden in hoger beroep. Deze zaak ligt nog bij de Hoge Raad.